Midwinterwandeling op de Sprengen, 10 december 2017.

 

 Midwinterwandeling op de Sprengen, 10 december 2017.

 

Op de parkeerplaats van het Staasbosbeheer aan de Hooidijk bij de brandtoren hebben zich negen personen verzameld voor een excursie naar de bronnen van de Springendal beek. Vanmorgen is Maria Hunder onze gids, ze sluit zich bij ons aan op de Sprengen. We lopen richting Mosbeekweg en steken deze over, al gauw staat links van de weg een oorlogsmonument, wat ons herinnert aan de wapendroppings die daar in de Tweede wereldoorlog hebben plaatsgevonden door de geallieerden voor het verzet. Een paar honderd meter verder komen we voor een landhek, dat toegang geeft tot de Sprengen, waar enkele bronnen van de Springendal beek liggen. Voor de ingang ligt een grote veldkei met daarop een gedicht over de Sprengen met de volgende tekst;   

 

Het

blijft maar

te hoop lopen

verval vinden, licht

kaatsen, draaien,

het blijft maar haar gang gaan.

 

Al blijft het maar water. zolang er

een bron is

daarboven  schraagt het

de luchten

en drenkt het de aard, wijst het

rivieren de weg naar de zee.

 

DE SPRENGEN, 3 juni 1999.

 

 

De loop van het water wordt hier op een mooie poĆ«tische manier weer gegeven. We gaan hek door en lopen over het schraalgrasland naar de bronnen. Dit schraalgrasland was voorheen een maisveld en is in 1999 door het Staatsbosbeheer aangekocht. Dit maisveld veroorzaakte veel verontreiniging van het water, door afvloeiende drijfmest in de Springendal beek en ook door de drainage voor de snelle afvoer van het water. De humuslaag is van het maisland afgehaald en de drainage eruit, om zo weer een schone en natuurlijke loop van het water te krijgen. De Springendal beek heeft twee brontakken, een noordelijke tak, die in een bosgebied het Onland ontspringt en een zuidelijke tak die op het schraalgrasland de Sprengen ontspringt. We komen bij een drassige plek waar niet gemaaid of beweid wordt, waar de bronnen liggen. Hier zijn na het afschrapen van het maisland spontaan jeneverbessen ontkiemd. Ook staat er de zeldzame Grote Wolfsklauw en Stekelbrem. We volgen de stroompjes wat ons aan de bosrand brengt.  In het bos liggen twee waterbassins, waarin het water van de zuidelijke bronnen wordt opgevangen. Deze bassins waren al aan gelegd toen de Sprengen nog maisland was. Het met meststoffen vervuilde water kon dan bezinken en bij hevige regenval kon het water worden vastgehouden en zo gedoseerd te kunnen worden afgevoerd. In de dam is een buizenstelsel gemaakt, die een constante hoeveelheid water door laat. Dit is om het uitschuren van de onderloop van de beek bij in een keer een grote hoeveelheid water te voorkomen. Na een eindje lopend over de steile oever van het beekdal komen we bij een heideveld met veel oude jeneverbessen struiken. Aan de rand van de heide wordt de tradionele oudejaars borrel gedronken in de vorm van een jagermeister, meegebracht door Marcel. Ondertussen vertelt Maria over het ontstaan van dit mooie landschap, in de voorlaatste-en laatste ijstijd. De borrel heeft de natuur belevingswaarde van de deelnemers wel omhoog gebracht. Iedereen hoort en ziet van alles in en rond de jeneverbessen. Er wordt waargenomen; Goudvink, Koperwiek, Groenling, Sijs, Grote Bonte Specht, Koolmees, Pimpelmees, Zwarte Mees, Glanskop, Boomkruiper, Gaai, Haas en Houtsnip. Al lopend over het wandelpad tussen de jeneverbessen door, brengt ons de wandeling bij de noordelijke tak van de Springendal beek. Een breed diep ingeslepen beekdal met steile oevers met een smal kabbelend beekje. In deze tak van de Springendal beek met het schone water liggen de paai plaatsen van de Beekprik. Een zeldzame vissoort voor Nederland die in de Springendal beek nog voor komt. Op de bodem van de beek zijn grind veldjes aangelegd, waar de Beekprik haar eieren op afzet. Met hun mondschijf worden de steentjes aangepakt, schoongemaakt en in rijtjes gezet en zo ontstaan er holtes waarin de eieren worden afgezet. Als de eieren uitkomen laten de larven zich mee voeren met het water en zoeken dan modderige plekken op waar ze dan in de modder kruipen. Ze hebben geen mondschijf en ogen. Zes jaar blijven de larven in modder en leven van klein organisch materiaal wat ze uit het water filteren. Onder tussen veranderen ze steeds van gedaante. In het zevende jaar krijgen ze een mondschijf en ogen en vertrekken weer naar de kiezelveldjes om te paren. De tocht gaat verder over een schraalgrasland, waar zomers de orchideeĆ«n bloeien en komen we bij een van de vijvers van de Springendal beek aan. In deze vijver liggen ook de bronnen die de Springendal beek van water voorzien. Op de oeverrand van het zijbeekje ligt een tapijt van bladeren van het Verspreid Bladig Goud Veil. Dit duidt op schoonwater. Hier ligt het keerpunt van onze wandeling en we lopen terug en gaan richting het grote blok. We lopen door een mooie beukenlaan. In een oude dikke beuk staat al jaren een Mariabeeld, we groeten haar en lopen door richting auto, waar de koffie en cake op ons wacht. Het was een prachtige wandeling, met name door het heidegebied met de jeneverbessen en de diep ingesleten beekdalen. Dit gebied is particulier terrein en niet open voor het grote publiek. Dan ook veel dank aan de Fam. Van de Meer, dat we daar mochten wandelen en ook dank aan Maria Hunder onze gids. Onder de koffie blaast Bert Wolbert nog op de midwinterhoorn, een traditie op onze winterwandeling.

Jan Nijmeijer.