Hasselo

Marke Hasselo

1- Plaatsbepaling

Toen op 1 januari 1972 de gemeente Weerselo een groot gedeelte van de vroegere Marke Hasselo heeft moeten afstaan aan de gemeente Hengelo, kwam er een definitief einde aan de oude Marke Hasselo. Deze marke werd begrensd door de marken Deurningen, Lonnker, Groot Driene, Klein Driene, Woolde, Zenderen en Hertme. De naam Hasselo komen we voor het eerst tegen in het ‘Heberegister’, de goederenlijst van het Stift Werden a/d Ruhr. Dit register werd omstreeks 950 opgesteld. Het oorspronkelijk exemplaar zou reeds dateren uit het jaar 855. De naam van de Marke is dan Hasloe. Volgens de naamkundige Hekket zou Hasselo kunnen betekenen “Bos met een bodem van ruw gras”. Hasse is namelijk een ruwe grassoort en Loo betekent bos. Dat Hasselo in vroegere tijden veel bos bevatte, getuigt het bekende verhaal van een eekhoorn (kateeker) die van Delden naar Oldenzaal kon springen zonder op de grond te komen. Het voorgenoemde Heberegister vermeldt drie erven te Hasselo met de namen Wendilder, Ratger en Udold. Deze namen veranderen in de middeleeuwen. Wendilger wordt Tanckine, Radger wordt Lucine en Udold verandert via Odold in Engelbertinck. In de tweede helft van de 12e eeuw komen we vijf namen tegen, die afwijken van de drie eerder genoemden. Nu heten ze Anno, Enzingo, Asselin van Rodheim, Alverine en Werinzo. Deze oorspronkelijke namen zijn familienamen. ln en na de Middeleeuwen ontstaat de situatie dat de boer zijn boerderij gaat verkopen en hij dan pachtboer wordt en daarmee veranderd de naam van de boerderij bijvoorbeeld in de naam die meer betrekking heeft op de ligging van de boerderij. In het bekende Schattingsregister van 1475 staan de erven vermeld die schatting, een soort belasting, moesten betalen aan de Bisschop van Utrecht . Daar blijkt dat de marke Hasselo uitgegroeid is tot een Marke met 25 gewaarde erven. Deze liggen, zoals op bijgaande schets is te zien, rondom de Hasselose Es, het bouwland van en voor deze boeren. In onderstaand staatje staan de namen van de 25 erven zoals ze werden genoemd in het register van 1475 . Daarachter staan, voor zover ze in 1975 nog bestonden, de huidige namen.

De grondsoorten

Het gebied, dat wij in ons vorige artikel Hasselo noemden, zal in het begin van onze jaartelling nog niet veel bewoners geteld hebben. En zo die er al waren en van dejacht en visserij leefden, dan hadden deze bewoners nog geen vaste woonplaats; zij leefden als nomaden. Anders werd dit toen de eerste primitieve landbouwwerktuigen werden gemaakt en ook in deze streken in gebruik kwamen. De bewoners werden landbouwers en kregen vaste woonplaatsen. Zij bouwden “losse” huizen, dicht bij een beek en aan de rand van een stuk grond dat we “es” noemen.                                                                         De oude erven Leusink, Tancke en Engberink zijn bij de Hesbeek gesticht. Ook de overige boerderijen van voor 1500 (zie schets) zijn niet alle ver van een beek en aan een es gebouwd.De eerste bewoners, die zich als landbouwers vestigden, vormden een familiesamenleving. Door het toenemen van het aantal bewoners en hun bewoningen ontstond een buurtschap. Deze vergroting bracht teweeg dat het grondgebied uitgebreid moest worden en dat men tot de verdeling van de gronden moest overgaan. Ook werd het gezamenlijke grondgebied met de marke (merk)-tekens aangegeven. Voor het markeren werden dikwijls grote stenen, bomen en/of verhogingen in het land gebruikt. Voor de Marke Hasselo werd van een natuurlijke begrenzing gebruikt, nl. een gedeelte van de Drienerbeek, de Hasselerbeek, de Bornse of Aabeek, de Slangenbek, de Waterleiding- en de Strootsbeek. Wanneer er een aanvang werd gemaakt met het adverteren van het grondgebied en het ontstaan van de Marke is niet precies te achterhalen.

Door het gebruik van stalplaggen is de “es” volgens de Landbouwhogeschool te Wageningen per jaar één millimeter opgehoogd en aangezien de humuslaag op de Hasseler Es meer dan een meter dik is, zou de Marke meer dan duizend jaar oud zijn.    Het begin ligt zo bezien, dan ongeveer tussen de jaren 800-900. Bekijken we het grondgebied van onze marke eens nader, dan zien we dat we te doen hebben met een grote es-marke. De opbouw esgrond en groengrond.

Een es is verhoogd watervrij gebied, van een keileem-afzetting uit de ijstijd voorzien en daardoor geschikt voor landbouw. Een es kan klein zijn en geschikt voor een enkele boer of een paar boeren of zo groot dat meerder boeren er gebruik van kunnen maken. De boer stichtte zijn huis dus bij zo’n es. Tegen de es lagen de groengronden, meestal doorstroomd door een beek. De groengronden (het woord zegt het al) bevatten grasgronden en loofbomen; hier kon men het vee laten grazen en varkens laten akeren (dit is eikels laten vreten in de bossen). Ook ligt er dikwijls tussen de beken en in de nabijheid van de es een gebied dat “het veld” wordt genoemd. Het veld is het ruwe gebied van de heide, wilde grassen, moerassige broeklanden met riet; hier ligt ook het gebied van de schadden en plaggen.

De bewoners konden zich zonder hulp van “buiten” redden. Zij hielden varkens voor het vlees, kippen en een enkele koe. Zij verbouwden rogge voor brood en roggepap, bonen vlas voor linnen; verder was er hout voor het bouwen van huizen en schuren. De vakwerk gedeelten van de huizen en schuren werden opgevuld met rijshout en leem; er was riet voor de daken. Schadden werden gestoken en gedroogd, hierdoor ontstond turf, nodig voor verwarming en door het koken van voedsel. Plaggen dienden voor de bemesting van de esgronden en ook als dakbedekking voor de schamele woningen en schuren.

 

Franken en Saksen

De mensen, die in de 8e eeuw Twente en dus ook de Marke Hasselo bewoonden en tot in die tijd de heidense godendienst vereerden, zullen wel eens ‘iets’ gemerkt hebben van de ongeveer honderdjarige strijd tussen de Franken en de Saksen. Het doel van de Franken was om deze bevolking in het land der Franken in te lijven en ook hier de Christelijke godsdienst in te voeren. Na een lange strijd, die door de Franken werd gewonnen, werd in 804 de vrede van Selz gesloten en werden onderstaande bepalingen vastgelegd:

l- Saksen wordt deel van het Frankische Rijk.

2- De Saksen mogen hun eigen wetten en vrijheden behouden, ook onder Frankische gouwgraven.

3- De Saksen behoeven geen oorlogsschatting aan de Frankische Koningen te betalen.

4- De Saksen moeten tot het Christelijke geloof overgaan.

5- Tienden moeten aan de Bisschop worden betaald.

6- Geestelijken, die godsdienst-onderwijs geven, moeten worden gehoorzaamd.

7- Doden mogen niet worden verbrandt, maar moeten worden begraven.

 

Opdeling in gouwen

Deze en vele nieuwe ideeën van het Christendom verdrongen uiterst langzaam de ingewortelde heidènse opvattingen. In deze periode, – die bekend staat als de Karolingische tijd – wordt het veroverde Saksische gebied in gouwen verdeeld. Zo ontstond tevens de gouw Twenthe”.

Door het bisdom Utrecht wordt Twenthe tot een aartsdiaconaat benoemd, hetgeen betekent dat het namens de Bisschop door een aartsdiaken wordt bestuurd. Dit is de Proost van het Kapittel van Oldenzaal.

In de elfde eeuw geeft de keizer van het Heilige Roomsche Rijk o.a. de gouw “Twenthe” aan de bisschop van Utrecht ter leen. In de twaalfde eeuw werd het aartsdiaconaat Twenthe verdeeld in de Kerspelen Oldenzaal, Ootmarsum, Enschede, Delden, Haaksbergen en Rijssen. Een Kerspel is een woongebied met een kerkgebouw. De Marke Hasselo behoorde tot het Kerspel Oldenzaal.

Tegelijk met de kerkelijke indeling kwam er ook een staatkundige indeling tot stand. Zo ontstond o.a. het drostambt Twenthe, dat weer werd onderverdeeld in richterambten. Het grondgebied van een richterambt viel dikwijls samen met dat van een Kerspel. De Marke Hasselo behoorde zodanig tot het Richterambt Oldenzaal.

 

Hof te Hasselo

Vanaf deze tijd bezitten wij meer gegevens over de Marken en met het jaartal 1188 maken we een begin met de “Hof te Hasselo”, zoals de ‘Mettinckhof ‘ wordt genoemd. De oudste naam Mettinckhof is een eigen naam, het was een hof van Hendrik Graaf van Dare, die gehuwd was met de erfdochter van Diepenheim. Het geslacht van Dale was afkomstig van het huis Dahl bij Bork aan de Lippe. In het jaar 1188 liet de Graaf door zijn kapelaan Everhard een lijst opmaken van zijn goederen en inkomsten. Op deze lijst komt de naam Mettinckhof voor.

Omdat de goederenlijst uit 1188 van de Graaf van Dale zoekgeraakt is en in de studiewerken “Mensch en Land in de Middeleeuwen”, door Dr. B.H. Schlichter van Bath het jaartal 1188 van een vraagteken is voorzien, moeten we dit jaartal niet al te serieus nemen. Wel zeker is dat na 1331 de Mettinckhof in het bezit is van de Bisschop van Utrecht.

 

Jo Niks

Uit Oet de Boerschopn nr.74 en 75 van het jaar 2000