De geschiedenis van havezate Het Hoikinck

Besturing van Overijssel in de middeleeuwen

Voor 1795 werd Overijssel, bestaande uit 3 drostambten of kwartieren: Salland, Twente en Vollenhove geregeerd door de Staten. Deze bestond uit 2 leden: De Ridderschap van Overijssel en de Steden. Tot 1578 werden de Staten bijeengeroepen door de Landsheer of de plaatsvervanger: de stadhouder. Tot 1528 waren de landsheren van Overijssel (Oversticht) de bisschoppen van Utrecht. Vanaf 1578 kwam men op eigen gezag bijeen.

De Gedeputeerde Staten werd samengesteld uit vertegenwoordigers van de steden Deventer, Kampen en Zwolle en uit de Ridderschappen van de drie kwartieren. In het begin kwam men bijeen bij bijzondere gelegenheden. Vanaf 1593 werd er door de Staten een reglement opgesteld voor de Gedeputeerde Staten en werd er een college samengesteld met een vertegenwoordiger uit ieder kwartier en stad. De leden van de Ridderschap verschenen op persoonlijke titel op de vergaderingen van de Staten. Zij werden verschreven3.

Richterambten

Het grootste deel van het platteland van Twente viel onder het drostambt Twente. Het was verdeeld in lagere bestuurseenheden, de richterambten , die elk uit een of meer buurschappen bestonden. Het richterambt Oldenzaal bevatte de marken: Volthe, Rossum, Lemselo, Dulder, Deurningen, Hasselo, Klein Driene, Gammelke, Beuningen, Berghuizen en De Lutte. Deze marken werden later de gemeenten Oldenzaal, Weerselo en Losser4.

Riddermatigen

Wilde men toegelaten worden tot het Ridderschap als een rechtmatige (verschrevene) dan geschiede dat door een besluit van de Staten. Men moest  aan de volgende eisen voldoen, voor het eerst vastgesteld in 1622 in een reglement van admissie of toelating:

  • Men moest van riddermatige geboorte zijn
  • Men moest in het bezit zijn van een gekwalificeerde havezate
  • Men mocht niet gescheiden zijn of een delict hebben gepleegd
  • Men moest voldoende gegoed zijn (vanaf 1630 een waarde van 25000,- gulden)
  • Men moest belijdend lid zijn van de heersende kerk: de gereformeerde of hervormde kerk. katholieken werden vanaf 1622 geweerd.
  • Vanaf 1630 moesten de bijbehorende goederen en landerijen in hetzelfde kerspel of ambt liggen als de Havezathe
  • Vanaf 1637 moest bij iedere havezathe een gewaardeerd erf liggen
  • Van een havezathe konden alleen de vader en 1 zoon verschreven worden. De zoon moest wel de leeftijd hebben van 24 jaar. Wilde men meer invloed uitoefenen dat was het zaak om meerdere havezathes aan te kopen voor de kinderen.

Vanaf 1646 werd “het boeck van Eed en Orde “ opgesteld en iedere toegelatene tot de Ridderschap (verschrevene) moest daarin zijn naam noteren met de naam van de havezate. Was er een familielid al eerder toegelaten dan diende men te wijzen op diens kwaliteiten om ook toegelaten te worden. Voor 1528 werden de riddermatigen persoonlijk uitgenodigd (verschreven) om samen met de landsheer te beraadslagen over landszaken en klaring te houden.

Klaring was het hof van appél, waar op beslissingen van lager gerichten in hoger beroep werd rechtgesproken. Deze klaring bestond tot 1799 en werd vervangen door het Gerechtshof van het Departement van de Oude IJssel.

Het Hoikinck staat in 1622 niet op de lijst van de riddermatigen omdat deze in katholieke handen was. Dat komt in 1710 in de handen van de protestante Bentinck die in 1758 toestemming krijgt om het recht van verschrijving van havezate Beverfeurde te Rijsssen te verleggen naar het Hoikinck. Men was vergeten dat de van Hoevels, de vorige eigenaren al in het begin van de 17e eeuw als riddermatigen op de landdag verschenen.(uit de havezaten in Twente en hun bewoners). Op een bepaald moment kon niet meer worden voldaan aan de eis van de waarde van 25.000,- waarna dit versoepeld werd en uiteindelijk mochten de landerijen versnipperd liggen in heel Overijssel. Al in de 17 eeuw werden er al havezaten beleend aan de Provincie Overijssel. Een voordeel was dat het geheel over ging naar de oudste zoon die dan weer de andere kinderen volgens leenrecht liet uitkopen. Zo bleef de havezaten een geheel. Dit kon ook geregeld worden door een testament met daarin soms extreme eisen van het bijeen houden van het geërfde en het sluiten van een  riddermatig huwelijk

Na ongeveer 1795 treedt de verandering in3.

Leenheren en leenmannen

Gedurende de middeleeuwen was het niet mogelijk voor een landeigenaar om het land alleen te besturen.  Deze leenheer verdeelde zijn grond onder leenmannen die de opbrengst mochten houden maar in ruil daarvoor hielpen ten tijde van oorlog en hem van raad bedienden. Deze leenmannen zorgden ook voor het ophalen van belastingen waarvan ze zelf een deel mochten houden. De leenmannen hebben trouw gezworen aan de leenheren. Dit stelsel heet feodalisme of feodaal stelsel. De leenmannen worden ook wel vazallen genoemd. Een leenman kan ook weer een leenheer zijn. De mensen die van hem leenden waren horigen. Ze moesten daarvoor een deel van hun oogst afstaan aan de leenman. Zij hadden het gebruiksrecht, de leenman het eigendomsrecht. Een leengoed kan riddermatig zijn. Als de leenman van adel was, mocht hij deelnemen aan vergaderingen samen met de landsheer5

Het Hoikinck in de tijd van het Ridderschap

Het Hoikinck was een leengoed van de Bisschop van Utrecht en in het leenrepertorium vinden we de volgende leenmannen:

Repertorium op de Overstichtse en Overijsselse leenprotocollen 1379-1805 E.D. Eijken (via HCO)

780.Richterambt OLDENZAAL / buurschap Dulder

Den Hoykinchof ende dat Stroed in der buerscap to Dulre — in den kerspel van Aldenzale.

Snoye

  • 1379-1382 Gerd Snoye.
  • 1382-1385 ? jun 27 Johan Snoye geheiten Duvelshof na de dood van zijn familielid Gerardus Snoy.

Den Hoyncinchof mit al synen toebehoren, gelegen in Dulremarke in den kerspel van Aldensale.Voor “zijn familielid” heeft de tekst hier “cognatus suus”.

  • 1385 sep 6  Hermannus Snoy naast Johan Snoye.

Deze belening blijkt uit een kanttekening naast de vorige : “Ista bona etiam relevavit Hermannus Snoy —“.

  • 1389 jun 10 Egbert Sticker na opdracht door Johan Snoye geheten Duvelshof.

Den Hoykinghof mit alle sinen toebehoren ende ’t huys ten Stroede, gelegen in der marke toe Dolre — .

Snoye wordt ook Snoynk genoemd, wat waarschijnlijk leidt naar het erf Snoeyink in De Lutte nabij de Duivelshof (bron Inschrien 1976 De Duvelshof in De Lutte door JJH Meijer.

  • 1395 feb 11 Egbert den Sticker.

Die Hoijkinchoff. Item dat huijs then Strode, gelegen in der buerscap van Dulre — .

Stroed wordt verder niet meer met name genoemd. Vergelijk echter het jaar 1710 hierna.

Van Heijden

  • 1433 aug 2  Ghese van Heyden na opdracht door Johan Snoye. Hulder Henric Puesse.

Den Hoykinckhoff — mit sijnen toebehoer.

  • 1457 okt 20 Ghese van Heyden. Hulder Aernt van Bevervoerde.
  • 1484 jul 9 Alert van Heiden na de dood van zijn grootmoeder Gese van Heiden en van zijn vader Derick van Heiden.
  • 1484 jul 9 Egbert van Heiden na opdracht door Alert van Heiden.
  • 1489 mei 20  Herman van Heiden na de dood van zijn vader Egbert van Heiden.
  • 1497 jul 19 Herman van Heyden.
  • 1518 jul 21 Herman van Heyden.
  • 1526 feb 26 Herman van Heyden.
  • 1526 feb 26 Egbert van Heyden na opdracht door Herman van Heyden.
  • 1526 feb 26 Wolter van Heyden na opdracht door zijn broer Egbert van Heyden.

 Op dezelfde dag tuchtte Wolter zijn vrouw Maria Droste aan een 1/3 deel van dit goed.

  • 1531 nov 31 Wolter van Heyden.
  • 1557 feb 18 Wolter van Heyden.
  • 1575 feb 11 Johan van Hoevel “uuyt craft van zeeckere testament by zynen oem Wolter van Heiden — gemaeckt ende uuytgegaen in date den 29en aprilis anno
  • 1574, den voirgenoemden Wolter van Heiden zyn lyftucht daervan voirbeholden”.
  • 1604 feb 16 Johan van Hoevel met lediger hand na de dood van Wolter van Heyden6.

 Het Copie-boek van Wolter van Heijden, 1547-1570

Dit boek is door K.O. Meinsma herschreven in 1906 We nemen de stukken hieruit die bijdragen tot de geschiedenis van Het Hoikinck

Wolter van Heijden, aan wien dit boek eenmaal behoord heeft, stamde af uit een der oudste en merkwaardigste geslachten van Overijssel. In 1424 is Herman overleden en vernemen wij van zijne weduwe Ghese van Heijden, met hare zonen Derk en Egbert. In 1443 blijkt, dat Ghese, behalve de genoemde zonen, ook nog twee dochters bezat, Gostouwe en Griete geheeten. De oudste zoon van Herman van Heijden en Ghese, Derk van Heijden, treedt in 1450 op als Richter te Ootmarssum; in 1469 en 1475 werd hij opnieuw als zoodanig aangesteld. In 1475 werd bepaald, dat zijne aanstelling zes jaar zou duren. Stierf hij, dan zou zijn zoon hem opvolgen. Dat de van Heijdens toen tot den adel gerekend werden, blijkt uit het feit, dat Derk en Egbert beide als leden van de Ridderschap optreden, als de landsheer in 1460 te Deventer ter klaring zit. Nadat Derk van Heijden in 1484 overleden was, werd zijn zoon, Alart van Heijden, aangesteld tot Richter te Ootmarssum, voor onbepaalden tijd. Na doode zijner grootmoeder, Ghese van Heijden, en zijn vader, werd Alart, nog in ’t zelfde jaar 1484, beleend met den Hoijckinckhof in ’t kerspel van Oldenzaal, doch deed daarvan afstand ten behoeve van zijn oom Egbert. Als lid van de Ridderschap van Overijssel wordt Alart genoemd in de jaren 1484, 86, 92, 1500, 1502. Hij blijft Richter te Ootmarssum tot zijn dood in 1508.

De tweede zoon van Herman van Heijden en Ghese, de reeds meermalen genoemde Egbert van Heijden, als kind reeds vermeld in 1424, als lid van de Ridderschap in 1460, komt ook in volgende jaren (1472, ’76, ’80) herhaaldelijk voor. Hij was gehuwd met Aleid, weduwe …. van Boningen, bij welke hij een zoon had, Herman geheeten. Na doode zijner moeder werd deze Herman in 1481 beleend met eenige goederen onder Denekamp, en in 1489, na den dood van Egbert, zijn vader, ook met den Hoijckinckhof in het kerspel van Oldenzaal. Deze beleening is in de jaren 1497, 1518, 1526 hernieuwd. Als lid van de Ridderschap wordt Herman genoemd in 1500. Hij was gehuwd met zekere Margarita , uit welk huwelijk twee zonen sproten, Egbert en Wolter, alsmede een dochter. Margarita is in 1525 overleden, Herman van Heijden schijnt eerst in 1550 gestorven te zijn. Zoo zijn wij dan gevorderd tot de geschiedenis van Wolter van Heijden, eens de eigenaar van het boven beschreven boek. Wolter van Heijden dan, de tweede zoon van Egbert en Margarita, moet geboren zijn omstreeks liet jaar 1500. Waar en hoe hij zijn jeugd heeft doorgebracht, weten wij niet.

Doch in 1525, „des irsten Gudesdages nae Reminiscere”, d. w. z. op den 15en Maart, werd er een huwelijk “gededingd” tusschen hem en Marie Koertte, ook wel geheeten Marie Droste, die dus waarschijnlijk tot de familie behoorde van Herman Droste, in 1511 als lid van de Ridderschap van Overijssel vermeld.

Ook het volgende jaar, 1526: Extract uit dat leenregister van Heren Henricks van Beijeren, Bischopen toe Utricht. f° XXX. Item beleent Herman van Heijden, den Heijnckinchoff hoff mijt sijnen toebehoeren, ghelegen in den kerspell van Oldenzaell. Presentibus Johan van Twickeloe ende Roloff van Hovele. Actum toe Oldenzaell, den xxj°” februarij Anno XYC sess ende twijntich. Item beleent Egberth van Heijden den Heijkinckhoff mijt sijnen toebehoeren, gelegen in den kerspel van Oldenzaell. So Herman van Heijden des uthgegaen is. Presentibus, datum et actum ut immediate supra. Item beleent Wolter van Heijden den Heijnckinckhoff mijt sijnen tho behoeren, gelegen in den kerspell van Oldenzaell, soe Egbert van Heijden, sijn broeder, den uthgegaen is. Presentibus, datum et actum ut supra.

Up die selve tijt hefft Wolter van Heijden voerscr. Merie Drosten, sijne huesfrouwe, gelijftocht in die mijnder helffte des voerss. hoff, to hebben, tho bezitten ende tgeneten nae sijnre doet, nae lijfftochten rechte, alle die tijt hoers levens. Presentibus, datum at actum ut supra. Voor wij weer van Wolter en Marie vernemen hebben zij hun koperen bruiloft reeds gevierd, ’t Is in het jaar 1559: de veldwinnende hervorming begint haar invloed te doen gevoelen aan de kloosters. Het Convent van Albergen, dat geld noodig heeft, verkoopt aan Wolter van Heijden en Merijken, sijn huisvrouw, de tienden, grof en smal, van het goed Valinbroek, in ’t kerspel van Oldenzaal, in de buurschap Dulre.

Of deze aankoop onzen Wolter bijzonder winstgevend is gebleken, weten wij niet, maar het schijnt wel zoo. In 1546 koopt hij ook de tiend van Tubbergen en in volgende jaren volgen de aankoopen van tienden, geld- of koornrenten, landerijen en dergelijke elkander met steeds grooter snelheid op. Wolter van Heijden schijnt dan zoo langzamerhand de man te worden, tot wien ieder, die, in zijne omgeving, in geldverlegenheid verkeert, zich wendt, en hij schijnt hoe langer hoe meer in staat om ieder aan geld te helpen — mits tegen voldoend onderpand en een rente van vijf of zes procent jaarlijks.

Tot vermeerdering van zijn aanzien zal het zeker niet weinig hebben bijgedragen dat hij, waarschijnlijk in 1547, door Karei V benoemd is tot Richter te Oldenzaal, als opvolger van Lambert van Reede, die als zoodanig nog in 1543 genoemd wordt. Natuurlijk kwam het, bij de vele aankoopen die Wolter deed, in ’t vervolg dikwijls voor, dat hij in eigen zaak te gericht moest zitten. Doch aangezien dat geen pas gaf, liet hij zich dan gewoonlijk vervangen door Henrick van Thije of van Thie, die, wat er in ’t gerecht gepasseerd was, dan weder “gichtede” aan zijn vader Cordt van Tliije, gezworen Vroen on onder-richter te Oldenzaal. Deze laatste was dan wel zoo vriendelijk de — waarschijnlijk vooraf opgemaakte — oorkonde te bezegelen en te onderteekenen.

Omstreeks het jaar 1550 schijnt ook de oude Herman van Heijden, Wolters vader, overleden te zijn.

In het jaar 1557 zien wij Wolter van Heijden optreden als geldschieter van niemand minder dan Zijne Majesteit Philips II, koning van Spanje, in geldverlegenheid wegens den oorlog met Frankrijk.

In hetzelfde jaar 1557 hebben ook de volgende aanteekeningen uit Wolters Copieboek betrekking, die wij hier in extenso inlasschen:

„Beleent Wolter van Heijden den Hoijckinckhoff mit sijnen toebehoeren, gelegen in den kerspel van Oldenzaell. Presentibus: Eugelbert van Ensse ende Reijner Mulart. Actum Lingen, den xviijen februarij Anno xvc soeveu ende vijfftich.

Naar het schijnt zijn uit Wolters huwelijk met Marie Koertte of Kortte geen kinderen geboren, of wel, zij zijn jong gestorven.

De laatste brief in dit Copieboek opgenomen, dateert van 1 April 1570. Op dien datum is Wolter van Heijden nog Richter te Oldenzaal. Hoe lang hij ’t nog gebleven, wanneer hij gestorven is, bleef ons onbekend. In het Necrologium van de St. Plechelmus — uitgegeven door Pastoor E. Geerdink in liet Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, deel XV (1S87) — waarin ettelijke malen een lid der familie van Heijden genoemd wordt, ontbreken de namen van Wolter en Marie. Maar in 1585 zetelt als Richter te Oldenzaal Herman van Hoevell, waarschijnlijk een zoon of kleinzoon van eene zuster van Wolter van Heijden.

Uit de bijlagen het volgende:

  1. „den veirden dach dor Maint Junii.”Lambert van Reede. Richter te Oldenzael van wege den Keizer, doet kond, dat de waardige en eerbare Heer Andreas van Depenhem, Prior, „vulmechtich” van den Convente van Alberghe, met zijn momber Johannen Priesters, bekende, in erfkoop verkocht te hebben aan Wolter van Heijden en Merijken, diens huisvrouw, „den alijnghen ende gehelen Tenden, groef ende smael aver dat gehele ende alijnge erve ende guet geheijten dat Valinbroek, in t kerspel en gericht van O., in de buurschap te Dulre, „voer eijn vrijg,edel, eijghen guet.-‘

Cornoten: Johan Doerrehoff en Hermannus Scaep.

De Richter en ’t Convent te Albergen zullen bezegelen.

Copie, gecollationneerd door Gregorius Focke, Notaris.

  1. „up dinxdach post Viti et Modesti.” (16 Juni.)Cordt van Thije, een gezworen Vroen des gerichts Oldeuzail, doet kond, dat Henrick van Thije, zijn zoon, hem gegichtet had, dat voor hem Henrick, in pl. v. Wolter van Heijden, in ’t gericht gekomen waren Lambert then Oldenwedeme, Burrichter ende Schulte Northoff, Hermen Moenekinck, Gerdt Deterinck en de gemeene boeren van Dulder, die daar afstand deden van een stuk maetlandes, geheeten die Loechtert, belegen in ’t kerspel en gericht van Oldenzaal, in „der marcke Dulder, an dat Stroech, schetende met den enen eijnde an Rembertinck Hach ende met den anderen groethen eijnde an Morsschinck groethe maeth”, alsmede „van een stucke boulandes, gelegen aver dat Strochvonder, schetende met den eijnen eijnde nae Rickmanspoels kamp ende met den anderen eijnde an Stroethmans gluep”, ten behoeve van Wolter van Heijden en Juffer Herijken, zijn huisvrouw. De Lochtert hadden zij in ’t jaar ’11 of ’12 reeds aan Herman van Heijden zal. verkocht, de rest successievelijk aan Wolter.

An end aver met Henrick als Cornoten waren: Wilhem Oscamp en Gregorius Focke, „borgere bijnnen Oldenzail”. Cordt van Tliijo zal bezegelen en zijn zoon Henrick laten onderteekenen. Tot meerder vestenisse hebben de verkoopers gebeden Juffer Albert van Scheven, vrouwe tho Werslo, als „principall” Erfgename van Duider marcke, dat zij dezen brief met des kloosters zegel wilde bezegelen, hetgeen zij toestemt. Copie, gecollationneerd door Gregorius Focke, Notaris.

  1. „den soven ende twintichsten Januarij. Otto ran Langen, Richter van Almelo van wegen de Erentfeste Juffer Agnes van Westerholt, weduwe van Rcchteren, vrouwe te Almelo, doet kond, dat Herman Schuttemaecker met Aleijde, Herman ter Weir met Claesken, Henrick Abbinck met Greten, hunne echte wijven, bekenden verkocht te hebben aan Wolter van Heijden, Richter te Aldenzaell, een mud goede winterrogge en twee mud goede pachtgerst, Almeler maat, jaarlijksche rente, te betalen op alle Conversionis Pauli, uit hun erve en goed geheeten Kloppelshuijs. De betaling, aanvangende anno ’70, moet geschieden „tho Huekinck tho Dulre.’ „Beholtlick een ewige loese” met 60 goltgl. ad 28 st. brab. val.

Cornoeten: Jorgen en Frederiek Frericksonne.

De Richter zal bezegelen en onderteekenen.

Tonnis Reijger zal mede bezegelen op verzoek der verkoopers.

Van Hoevell/Hoeuvel/Huevel/Hoevel

  • 1618 jul 7 Wolter van Hoeuvel tho Hoickinck na de dood van zijn vader Johan van Hoeuvel.
  • 1651 okt 20 Thomas van Huevel krachtens zijn huwelijkse voorwaarden van 10/20 mei 1651 en na opdracht door zijn ouders Wolter van Huevel en Isabella Martinengo.
  • Op 31 januari 1652 tuchtte Thomas zijn vrouw Geertruit van Bronckhorst aan dit goed.
  • 1691 aug 21 Hendrik Arnold van Hoevel3.

De familie van Hoevell

Herman van Heyden(Heijden/Heiden)trouwde met Margriet van Keldunck. Zij kregen een (erf)dochter Anna Van Heiden. Anna trouwde met Roelof van Hoevell. Zij kregen 12 kinderen. Johan van Hoevell tot Hoikinck was de oudste. Door het testament van zijn oom Wolter van Heyden werd hij op 29-4-1574 beleend met het Hoikinck. Wolter behield het lijftucht. Na de dood van Wolter wordt hij op 16 februari 1604 met lediger hand beleend. Johan van Hoevell was getrouwd met Elisabeth van Steenbergen (overl.1644 en begraven in de Stiftskerk te Weerselo). Hun zoon Wolter van Hoevell tot Hoikinck neemt het van zijn vader over op 7 juli 1618. Hij vermaakt  Het Hoikinck naar zijn neef Thomas van Hoevell die hiermee beleend wordt op 20 oktober 1651. Hij overlijdt op 10 april 1681 en wordt in de Stifstkerk begraven. Zijn vrouw Geertruida van Bronckhorst tot Wamel, vrouwe van Engbergen en Ruyssengoed sterft in 1711 en wordt naast haar man begraven. Vervolgens hun oudste zoon: Hendrik Arnold van Hoevell tot Hoikinck. Hij trouwt met Maria Thoe Boecop. Ze krijgen 1 zoon: Thomas Godfried van Hoevell tot Hoikinck. Thomas trouwt met Louise van Hoevell. Het huwelijk blijft kinderloos. Hij biedt de Havezate te koop aan advocaat Hendrik Willem Briëlius te Utrecht3/8

Begraven in de Stiftskerk te Weerselo14

Het was vanaf een bepaalde tijd gebruikelijk dat mensen van adel begraven werden in de kerk. In de Stiftskerk zien we de grafzerk van Elisabeth van Steenbergen. Deze staat nu tegen de muur, maar bedekte toen de grafkelder. Bij de restauratie in 1914 werden 4 grafkelders gevonden met een bodem van keien en drie kisten diep, gescheiden door ijzers.

Ook was het algemeen gebruik om rouwborden in de kerk op te hangen van een adellijk persoon die in de kerk werd begraven. Deze rouwborden  waren van hout, beschilderd met het wapen en voorzien van naam, geboorte en sterfdag. De volgende genoemde rouwborden hebben te maken met Het Hoikinck:

Elisabeth van Steenbergen tot Nijenbeek, weduwe van Johan van Hovel tot Hoijkink (8 augustus 1644). Geertruidt van Bronkhorst wed. Van Thomas van Hoevell (14 december 1701) en Hendrik van Höevell (25 juli 1683). Deze borden zijn verdwenen.

Uit het doopboek Saasveld-Deurningen 1696-17699

De leenman van Hoevell hoeft niet op de havezathe te wonen. Hij kan deze weer hebben beleend. De naam van het huis/erf wordt in die tijd overgenomen. Het kan zijn dat de familie daarvoor  en na vertrek een andere naam krijgt.

  • September 29 1698. Gerardus f. leg. Werneri Willemsen Hoijkinck et Wilhelmae Geerdinck conj., patr. Henricus Geerdinck et Joanna Meilinck. Dulder.
  • Juli 14 1701 baptyzatus Henricus filius Hermanni et Gisbertae Hoijkinck in … quam suscepit Gertrudis van …
  • Oktober 8 1701 bris baptyzatus Bernardus [filius] Gerhardi et Elisabethae in Hoij[kinc]k in Duld. quam suscepere Herman[nus] …binck et Margaretha.
  • Augustus 17  1703 Augusti baptyzata Aleijda filia Werneri et Wilhelmae Dollers in Duld: suscepere Wilhelmus Hoijckincksk et Maria Geerdincks.
  • december 7 1703  baptyzata Gertrudis filia Hermanni et Gisbertae Hoijckincks in … suscepere Egbertus Meijer et …mia Hoffmeijers
  • December30 1704 Xbris baptyzatus Joannes filius Hermanni et Gisbertae Hoijckinck in Duld: suscepit Lambertus Hoffmeijer.
  • September7 1705 bris baptyzata Gertrudis filia Hermanni et Gisbertae Hoijckinck in Duld: suscepit Arnolda Hulshoff.
  • Oktober 5 1739 Novembr. baptizatus Hermannus filius Henrici et Euphemiae Boss bij Hoijkink susc. Bernardus Vollenbroock.
  • Januari 16 1741Martii baptizatus Hermannus filius Henrici et Euphemiae Bos bij Hoijkink, susc. Berent Vollenbroock et Geertjen Monninks
  • De periode 1706-1729 ontbreekt helaas.

 Bentinck3

  • 1710 nov 10  Hendrik Wilhelm Brielius als koper.

De goederen Hoikink of Hoikinkhoff en onderhorige goederen als Hofmeijer, Egbertmeijer en Strootman met de ap- en dependentien van dien.

  • 1711 dec 10 Henrik Adolph Bentink tot Schoonheten als koper na opdracht door Hendrik Willem Brielius, advokaat te Utrecht.
  • 1746 mrt 22 Willem Bentink tot Bevervoerde na de dood van zijn vader Hendrik Adolph Bentink.
  • 1784 sep 14  Adolph Carel baron Bentinck, enige overlevende onmondige zoon van wijlen Willem baron Bentinck, heer van Beverfeurde en Nienhuis. Hulder mr. P.Putman, griffier van de Ridderschap van Overijssel.
  • 1789 okt 26 Adolph Carel Bentinck tot Beverforde en Nijenhuis, mondig, deed zelf hulde.

Het geslacht Bentinck

Uit: het goederenbezit van de havezate Hoikink in de marke Dulder, gemeente Weerselo door drs.A.L.Hulshoff10

 Hendrik Adolf Bentinck werd kort voor 1712 eigenaar van de havezate Hoikink. Hij kocht dit van advocaat Brielius. In hetzelfde jaar kocht hij de huisplaats van de havezate Bevervoorde te Rijssen van de douairière van Ittersum tot de Oosterhof. Hij noemde zich Bentinck van Bevervoorde en Hoicking en richtte een rekwest tot Ridderschap en Steden van Overijssel, waarin hij mededeelde: “dat zijn Huis Hoickijnck door zijne voorgangers van Hoevel zoodanig is afgebroken, dat er niets meer als het bouwhuijs met eene vuerstede in hetselve bouwhuijs is gebleven, dat hij aldaar weder eene kamer met eene vuerstede heeft aengetimmert, soodat er maar twee vuersteden op gem. havezathe Hoickinck gevonden worden, niettegenstaende hij van gem. Huis ses vuersteden voldoen moet (in de belasting), hetgeen zeer schadelijk voor hem soude sijn; derhalve verzoekende dat hij als eigenaar van dese Havezate de betalinge van de halfscheid van zes vuersteden sal mogen volstaen, soolange daer geen meer vuersteden sullen worden aengetimmert”.

Hierop werd beschikt, dat van de jaren 1711-1715 het halve vuurstedengeld van het Huis Hoikink afgeschreven zou worden ter somma van negentig guldens).

Hendrik Adolf Bentinck tot Schoonheten was geboren op 12 december 1675. Hij was rentmeester van de kloostergoederen onder Albergen en Sibcula, rentmeester-generaal van de beden van Brabant, hoofdschout van Hasselt en drost van IJsselmuiden. Hij trouwde op 1 augustus 1712 met

Mechteld Anna van Welvelde. (Zie de gevelsteen met de alliantiewapens Bentinck-Van Welveld boven de ingang van het linker Stiftshuis te Weerselo, anno 1731. Dit nog oorspronkelijke Stiftshuis zal door het echtpaar zijn gebouwd).Hij overleed op 3 januari 1734. Zijn zoon Willem werd op 28 juli 1721 geboren op de havezate Schoonheten en werd later generaal-majoor. Hij huwde te ‘s-Gravenhage op 4 juli 1762 met Agatha Rijksbarones van Slingelandt. In 1773 kocht deze Willem Bentinck het Nijenhuis onder Heino van Charles John Bentinck voor f 120.000. Van zijn vader had Willem Hoikink geërfd en hij compareerde ten landdage wegens het Bevervoorde te Rijssen in 1749. Het recht van havezate van dit Bevervoorde te Rijssen werd op zijn verzoek overgebracht op het Hoikink, welk verzoek door Ridderschap en Steden werd goedgekeurd bij resolutie van 17 maart 1758.

Aangezien Willem Bentinck een vermogend man moet zijn geweest gezien het aankoop van Huis Nijenhuis , lijkt het niet vreemd te veronderstellen, dat hij vóór 1758 een nieuw woonhuis binnen de gracht van de verdwenen havezate liet bouwen. Gelukkig bezitten we een waterverftekening van Aart Schouman uit 1769 met de ondertiteling “Het huys te Beverveurde in Overijssel” te identificeren met het Hoikink.

Willem Bentinck werd opgevolgd door zijn zoon mr. Adolf Carel Bentinck, zich noemende tot Bevervoorde en Nijenhuis, geboren te ’s-Gravenhage op 20 augustus 1764, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1815 tot 1819 en lid van de Provinciale Staten van Overijssel. Hij trouwde te Deventer op 26 april 1789 met Maria Française van Aerssen Beyeren. Deze schonk hem elf kinderen.

Nadat Maria Française op 6 oktober 1807 op het Nijenhuis op veertigjarige leeftijd was gestorven, hertrouwde Adolf Carel te Werth bij Barken (Dtsl.) op 3 oktober 1822 met Hillegonda van Sichem, geboren te Wijhe in december 1797. Toen Adolf Carel Bentinck op het Nijenhuis op 11 maart 1837 stierf, leefden nog acht kinderen uit zijn eerste en zeven uit zijn tweede huwelijk.

De verandering3

Door de inval van de Fransen en de verdediging hiervan maakten de Staten zich ernstige zorgen. In de winter van 1794/1795 moeten ze het onderspit delven. Op 5 februari  1795 komt er definitief een einde aan het oude régime en gaan we over op de Bataafse Republiek. De riddermatigen worden verzocht de vergadering te verlaten. Hun plaats wordt ingenomen door vertegenwoordigers van het platteland. Rond 1798 werd het land een eenheidsstaat waar geen plaats meer was voor gewesten. In 1810 werd het land ingelijfd in het Franse Keizerrijk onder Napoleon en werd de Franse wetgeving ingevoerd. In 1811 ontstonden de gemeenten (Mairieën) Oldenzaal, Weerselo en Losser uit de Ridderambt Oldenzaal.  Na de bevrijding van de Franse overheersing in 1813 was het Koninkrijk der Nederlanden onder Koning Willem I een feit. Er was echter nog wel een rol weggelegd voor de nieuw in te stellen Ridderschappen, de nieuwe adel die afgevaardigden mochten kiezen voor de Provinciale Staten die werd samengesteld uit drie standen: de edelen of ridderschappen, de steden, de landelijke stand,

In het reglement staan de volgende eisen:

  • Men moest behoren tot een door de koning erkende adellijke familie
  • 22 jaar of ouder zijn
  • In Overijssel een havezate bezitten met landgoederen ter waarde van f 8000,-
  • Deze goederen moeten onbezwaard zijn
  • Had men geen havezathe dan was het hebben van landgoederen met een waarde van f 10.000,- voldoende
  • Godsdienst speelde geen rol

In 1848 kwam door de wijziging in de grondwet aan deze regelgeving een einde. De leden moesten om de 6 jaar worden gekozen door de ingezetenen. Daarmee hield nu dus iedere staatkundige betekenis van een havezathe op te bestaan en diende het als woonhuis, landsschapsbepalend element of een monument uit de geschiedenis en de kunst.

De erfgenamen van Adolf Carel Bentinck10

Reeds een week na zijn overlijden maakte Abraham Fortuyn, notaris te Deventer op het Nijenhuis een akte van volmacht van de kinderen uit het eerste huwelijk op, ter verdeling te zijner tijd van de gehele boedel. Deze kinderen waren:

  1. Agatha Josina Mechteld Anna barones Bentinck, geboren op het Nijenhuis,op 14 juni 1790, ongehuwd.
  2. Willem baron Bentinck, geboren op het Nijenhuis op 26 oktober 1795,kolonel der artillerie, ridder Militaire Willemsorde, gehuwd.
  3. Louisa Wilhelmina barones Bentinck, geboren op het Nijenhuis op 24 januari 1797, gehuwd.
  4. Mr. Arnold Adolf baron Bentinck, geboren op het Nijenhuis op 17 april 1798, kamerheer in b.d., minister van buitenlandse zaken, minister van Staat, buitengewoon gezant aan het hof van Engeland, ongehuwd.
  5. Wolf Floris Carel baron Bentinck, geboren op het Nijenhuis op 28 februari 1800, hypotheekbewaarder te Den Briel, ongehuwd.
  6. Wilhelmina Frederika barones Bentinck, geboren op het Nijenhuis op 1 juli 1801, ongehuwd.
  7. Mr. Derk Hendrik baron Bentinck, geboren op het Nijenhuis op 24 augustus 1804, nog ongehuwd in 1838.
  8. Volkier Marius François baron Bentinck, geboren op het Nijenhuis op 6 oktober 1807, eerste luitenant, kamerheer, ridder Militaire Willemsorde, gehuwd.

Op verzoek van deze erfgenamen werd op 6 maart 1838 door mr. Jan Hendrik Warnaars, notaris te Almelo, overgegaan tot de voorlopige toewijzing van alle onroerende goederen behorende tot de havezate Hoikink, gelegen te Dulder, gemeente Weerselo, waarvan de definitieve publieke veiling plaats vond op 20 maart 1838 ten huize van de kastelein Herman Meyling te Borne. De gehele verkoop bestaat uit 21 percelen, te weten:

  1. het erve Strootman, gem. Weerselo, sectie A nrs. 441 t/m 450, 421,433,434, koper bewoner Jannes Lette voor f 1630,-;
  2. het erve Vollenbroek, sectie A nrs. 342,343,344,478 t/m 481, 483 t/m  487, 493 t/m 497, 557, koper Johannes Hulsham, landbouwer te Fleringen voor f 4650,-;
  3. het erve Meyer, sectie A nrs. 339,340,342 ged., 345, 346, 348, 356,358, 359, 360, 361 tim 366, koper Gerardus Daggel, landbouwer te Dulder voor f 2370,-;
  4. de katerstede Hulshof, sectie A nrs. 321 en 322, koper Jan Hendrik Hulshoff, grondeigenaar te Vriezenveen, voor f 940,-;
  5. de katerstede de Klaute, sectie A nrs. 312 t/m 317,319 ged., 320, 324, 326, koper Jan Hendrik  Hulshoff, voor f 1110,-;
  6. bosgrond, sectie A 323, in Westerinkbroek, koper Jan Hendrik Hulshoff, voor f 260,-;
  7. de katersteden Kooyker en Stokkingreef, sectie A nrs. 301 t/m 305,307 t/m 311, 318, 319 ged., 297,298,424,426, koper Jan Hendrik Hulshoff, voor f 4310,-;
  8. het plaatsje Wesselink, sectie A nrs. 611 t/m 613, 179, koper Johannes Wesselink, knecht op Vollenbroek, voor f 550,-;
  9. bouwland, sectie B nr. 189, koper Jan Lansink, bouwman in Dulder,voor f 220,-;
  10. bouwland, sectie A nr. 278 Westerinkbroek, gevoegd bij perceel5;
  11. bouwland, sectie A nr. 266, Westerinkbroek, koper Gerrit Hueskes bouwman in Dulder, voor f 45,-;
  12. bouwland, sectie A nr. 270, koper Jan Everhard Stork, te Weerselo voor f 215,-;
  13. bouwland, sectie A nrs. 257, koper Jan Everhard Stork, te Weerselo,  voor f 350,-
  14. bouwland, sectie A nr. 258, Westerinkbroek, koper Gerrit Willem Stork, predikant te Weerselo, voorf 565,-;
  15. bouwland, sectie A nr. 276, Westerinkbroek, koper Jan Lansink, voor f 215,-;
  16. bouwland, sectie A nr. 280, Westerinkbroek, koper Jan Hendrik Hulshoff, voor f 150,-;
  17. bouwland, sectie A nr. 281, Westerinkbroek, koper Gerrit Will en Stork, voor f 185,-;
  18. hooimaat, sectie A nrs. 422, 423, Broek en Lugtermeden (de Groote Lugte), koper Gerrit Willem Stork, voor f 1200,-;
  19. hooimaat, sectie A nr. 419, Broek en Lugtermeden (de Kleine Lugte), koper Hendrikus Evelo, tapper en winkelier te Weerselo, voor f 280,-;
  20. bosgrond en waterpoel, sectie A nr. 368, De Eendenkooi, koper Hendrik Wilmink, burgemeester van Weerselo, voor f 200,-;
  21. uitgang, jaarlijks f 0,75 en f 1,20 met twee stukken land bij erve Aalberink te Dulder en toebehorende aan bouwman Boerkamp in Weerselo, koper Gerrit Willem Stork voor f 10,- (perceel aan Boerkamp gelaten en f 10,- ontvangen).

De toelichting in de akte bij perceel 7 luidt als volgt en geeft goed weer hoe het perceel met het Hoikinck eruit heeft gezien en dat dit overeenkomt met het schilderij van Schouman.

“De katersteden Kooyker en Stokkingreef, gelegen in Dulder, gemeente Weerselo, kadastraal bekend Westerinkbroek sectie A nummers:

  • 318 huis en erf van twee wooningen groot veertien roeden en dertig ellen,
  • 303 bouwland groot negenenzeventig roeden en en tachtig ellen,
  • 305 boschgrond vier roeden en veertig ellen,
  • 304 water groot twee roeden,
  • 302 boschgrond groot negen roeden en negentig ellen,
  • 310 water groot zeventwintig roeden en negentig ellen, (de gracht)
  • 311 tuin groot achtentwintig roeden en tien ellen, (perceel waar de havezathe stond)
  • 307 hakhout groot negenvijftig roeden en zeventig ellen,
  • 308 hooiland groot twee bunders tweeëndertig roeden en tien ellen,
  •  309 boschgrond groot tweeëntwintig roeden en vijftig ellen, de halfscheid van
  • 319 boschgrond in het geheel groot vierenveertig roeden en veertig ellen en wel het gedeelte naar den kant van dit parceel gelegen,
  • 298 bouwland groot drie bunders een roede en vijftig ellen,
  • 297 boschgrond groot zes roeden en dertig ellen,
  • 325 boschgrond groot negenenvijftig roeden en tachtig ellen,
  • 301 weiland groot elf roeden en veertig ellen, en eindelijk eene hooimaat de Rietmaat genaamd
  • 426 kadastraal Broek- en Lugtermeden groot twee bunders eenentwintig roeden en veertig ellen 
  • 425 boschgrond daarbij gelegen groot vierentwintig roeden

Het regt van beschrijving in de ridderschap en de overige regten van Havezathe voor zooverre dezelve nog bestaan mogten, worden bij dit parceel gevoegd, alsmede het regt van Markenrigterschap afwisselende om de drie jaren, voor zooverre hetzelve almede nog bestaat. En is dit perceel groot bouwland, huis en erf en tuin vier bunders drieëntwintig roeden en zeventig ellen, hooiland vier bunders vier en zestig roeden en negentig ellen, boschgrond twee bunders acht roeden en tachtig ellen, vijvers negenentwintig roeden eenennegentig ellen’. Uit de omschrijving van perceel 7 valt op te maken waar exact de huisplaats, omringd door een gracht was gelegen: Westerinkbroek sectie A nr. 311, groot 28 roeden en 10 ellen is de voormalige huisplaats. De gracht is sectie A nr. 310, groot 27 roeden en 90 ellen. Indien men de eerste kadastrale kaart raadpleegt, zijn de nummers snel te vinden. Nummer A 318, op de kaart HOlKINK genaamd, geeft de plaats weer van het overgebleven bouwhuis, waarop destijds woonden de families Kooiker en Stokkingreef. Deze woningen, links aan de rand van het voorplein, zijn op de tekening van Aart Schouman van 1769 te herkennen: twee voordeuren, geflankeerd door enige kruisramen. In het midden ziet men de staldeuren open staan voor de naar binnen te rijden calèche. Een jager met drie honden keert huiswaarts. Het adellijk woonhuis op de achtergrond, half verscholen achter twee rijzige linden, is eenvoudig van opzet: een dubbele blinde voordeur met bovenlicht, links daarvan twee, en rechts drie kruisramen. Het zadeldak wordt aan de voorzijde onderbroken door een gekuifde dakkapel, die boven de voordeur is voorzien van een zogenaamd Engels raam.

Het omstreeks 1750 gebouwde Hoikink , gelegen aan de zuidkant van de door een gracht omringde kasteelplaats, is geen lang leven beschoren geweest. De Bataafse revolutie drong ook in Overijssel door. In het begin van het jaar 1795 werd een nieuwe regering gevormd. De rol van de adel was uitgespeeld. Vele riddermatigen gingen over tot verkoop van hun voorvaderlijk bezit, vooral zij, die er financieel slecht aan toe waren.

Het in eigendom hebben van een adellijk huis door een riddermatige familie betekende, vooral na het gewijzigde belastingstelsel waarbij de adel na 1795 geen vrijstelling meer verkreeg, een grote financiële druk. Wie de last van zo’n huis niet meer opbrengen liet het weldra afbreken. Dat bracht dan tenminste nog geld op. Een treffend voorbeeld daarvan levert de aanzienlijke havezate Weleveld, die, gelegen bij Zenderen, gemeente Borne, nog geen zestig jaren vóór haar verdwijning grondig was gerestaureerd en toch, op last van de in Zwolle gevestigde eigenaar Will en Hendrik baron van Hambroick, in 1804 voor afbraak tegen een som van f 1000,- was verkocht. Het Hoikink moet eenzelfde lot hebben ondergaan, wanneer precies is onbekend. Als omstreeks 1832 het kadaster in Nederland is ingevoerd en de eerste kadasterkaarten verschijnen, komt het huis op de tekeningen niet meer voor. Wel aangegeven zijn de grachten, die de havezate eertijds hebben omringd, en wel zijn te vinden de onroerende goederen, die er bij behoorden. Zij zijn in 1838 door de algehele verkoop ons bekend geworden.

 Boerderijen van Het Hoikinck

Dreteler-de Hofboer

Boerderij Dreteler in Dulder 1920/1925 vlnr Dika, Dina, Jan Hagel, Jan, Herman en Willem

Met een op 30 juni 1880 getekende akte kocht Evert Jan Dreteler een boerderij (de Hofboer) en 31 ha grond van Gerhard Leonard Hulshoff, koopman in St.Petersburg. Evert Jan Dreteler is geboren in Ambt Delden en vertrok na zijn huwelijk in 1852 met Janna Geertrui Lantink naar Weerselo (’t Stift?) waar hun kinderen werden geboren. Op een bepaald moment vertrokken zij naar Erve Volmer in Tubbergen. In 1880 zien wij in de akte dat hij bouwman is op Huiskes en Klante in Dulder. Zijn zoon Berend Jan, geboren in 1858,  trouwt in 1880 met Johanna Huiskes, dochter van pachter Huiskes. Het in 1880 gekochte was bestemd voor Berend Jan. Evert Jan bleef op erve Volmer wonen. 

Berend Jan en Johanna kregen 11 kinderen waarvan er 3 vroeg zijn overleden. De zoons  Jan,

Herman, Johanna met dochter Anna Dreteler

Evert Jan en Hermannus namen de boerderij over. Hermannus trouwde in 1925  met Johanna Jacoba Ranneft. Zij kregen 1 dochter Anna,geboren in 1926, de enige erfgenaam want de andere 2 zoons bleven vrijgezel. In 1951 trouwde Johan Brunnikreef met Johanna Jenneke Bernarda (Anna) Dreteler.

In de akte van 1880 lezen we dat de boerenerven Huiskes en Klante worden overgenomen door Dreteler. Berend Jan trouwt met Johanna de dochter van Jan Hendrik Huiskes en Gerritdina Ziemerink. Het is niet duidelijk wanneer Huiskes de boerderij hebben gepacht. Jan Hendrik zijn eerste huwelijk was met Maria Huiskes, weduwe van Steffen Scholten. Steffen Scholten en Maria Huiskes zijn overleden op Dl 80 in 1848 en 1853 . Het is niet duidelijk wanneer hij de pacht heeft overgenomen van Stockenreef en de Koijker. Jan Hendrik overleed op 26-2-1879 op Dl 106 en Gerritdina op 15-3-1905 in Hertme. De huisnr.kunnen weer omgenummerd zijn.

 In de volkstelling van 1795:

Gerrit Klante een Timmerman Gerrit Klante den opgever vijf man gedaan (A312)

Hermannus Stockenreef een werkman Hermannus de opgave vier man gedaan (A318)

Hendrik de Koijker een Bouman Hendrik de opgave gedaan drie man (A318),

Strootman/Stroet/strode/Stroed

In de bevolkingstelling van 1785: Bernardus Stroothuis een bouman Bernard[u]s den opgever tijn (10) man

Het erf Stroet wordt 1395 al genoemd als Strode of Stroed, een erf behorend bij Het Hoikinck.

 

In de notities van André Hottenhuis halen we hel volgende:

1475 Stroet, is en kathe, 1s.,bet.1 ½ golden r.g., d.

1602 Straetma, an middelbaar landen 1 mudde und 2 schepel an lege drepsige landen 1 mudde. dachmaat groenlandes

In

1838 wordt het erf verkocht aan de bewoner Jannes Lette. Jannes/Johannes Lette is geboren in Borne en trouwde op 5-9-1928 met Johanna Geertruia ter Beek, geboren in Borne. Hun zoon Jan Hendrik Lette trouwde op 5-2-1892 met Wilhelmina Huis in ’t Veld. Op een andere steen zien we de initialen van Johannes Marinus Norbertus Franken Volmerink en Johanna Maria Catharina Tijman. De bijnaam is Loa-Jan en het adres is Westerikweg 7

Strootman had in 1600 2 paarden, 2 varkens en 1 iemen (bijenkorf)

In 1675 een woning met 1 vuurstede

Erve Meijer/Hofmeijer

In de volkstelling van 1795: Jan Meijer een bouman Jan de opgave gedaan zes man

Fenneken in de lieftugt van Meijer Fenneken de opgave gedaan vier man

In 1880 koopt Bernardus Celestinus Morsink (of) Vollenbroek met dezelfde akte als Evert Jan Dreteler het erve Meijer met landerijen. In dat jaar trouwt hij met Geertrui Meijer. Geertrui is de dochter van Gerrit Jan Meijer en Wilhelmina Volmerink. Bernardus is de zoon van Hermannus Morsink Vollenbroek en Gesina Meijer. Gesina is geboren in Borne

Bernardus komt van het erf Mösscheman, Westerikweg 6. Het adres van erve Meijer is Monnikstraat 2.

 Het plaatsje Wesselink

 Verkoop in 1838:  het plaatsje Wesselink, sectie A nrs. 611 t/m 613, 179, koper Johannes Wesselink, knecht op Vollenbroek, voor f 550,-

Huidige adres Noordijkereswg 4 met bijnaam Wesselink

 In de volkstelling van 1795 vinden we:

Gerrit Wesselink een werkman Gerrit de opgave gedaan vijf man

1784 geboren Janna Wesselink, dochter van Gerrit Wesselink en Elisabeth Ros, zij trouwt met Jannes oude Smeijers (op Wesselink)

Janna overlijdt 92 jaar op 21-12-1876 D 114

Zoon Frans oude Meijers op Wesselink trouwt op 18-4-1866 met Maria Broekhuis.

Jo(h)annes Wesselink is ongehuwd als hij in 1887 p 72 jarige leeftijd op D112 overlijdt.

Hij is een broer van Frans en kocht als boerenknecht op Vollenbroek  in 1838 het plaatsje Wesselink.

De zoon van Frans, Johannes oude Meijers  trouwt op 5-5-1905 met Hermina Morsink Vollenbroek

Hun zoon Jan Hendrik Franciscus  oude Meijers trouwt met Maria Aleida Weiden.

Het erf Wesselink wordt nog steeds bewoont door nazaten van oude Meijers (op Wesselink).

Vollenbroek/Valenbroick/Valenbroeck

In de volkstelling van 1795:

Volmbroek een werkman

Gerrit Volmbroek een Bouman Gerrit Volbr. den opgever negen man.

Volmbroek of Vollenbroek zal tot ongeveer voor de verkoop hier hebben gewoond en gewerkt. De eigenaren wisselden van leen Steinfurt, fam. Van Twickelo, klooster Albergen, achterleen Heeckeren en Het Hoykinck

Na verkocht te zijn werd deze boerderij in juli 2011  gesloopt.  Huidige adres is Westerikweg 12

 In de volkstelling van 1795

Jan Hulshof een Bouman Jan Hulshof den opgever zes man gedaan

 Het is nog onduidelijk wat er met A 321 is gebeurd

 

De naam Hoikinck in de marke Rossum en Dulder

Uit het historisch boerderij-onderzoek in het richterambt Oldenzaal (2e versie). Auteur: Henk Woolderink. Uitgave: Vereniging Oudheidkamer Twente te Enschede, 2018

We komen zowel in de marke Rossum als in Dulder de naam Hoikinck tegen. Het verband tussen beide is onduidelijk evenals de oorspronkelijke herkomst van de naam.

André Hottenhuis  over Hoyking12

Hoyking, nu Huikink, komt als naam van Hoyko, een antroponiem. De –ing-namen, die ook in onze tijd hun oorspronkelijke uitgang bewaarden, veranderden toch. Meestal wordt de –g aan het eind een –k en treed er een verkorting op, doordat er een woordelement weg is gevallen.

Markerichterschap

In de verdeling van de verkoop, beschreven door A.L.Hulshoff kwamen we de volgende opmerking tegen; …alsmede het regt van Markenrigterschap afwisselende om de drie jaren, voor zooverre hetzelve almede nog bestaat.

In het Markeboek Dulder-uitgave heemkunde Weerselo- lezen we dat het markerichterschap rouleert tussen afgevaardigen van Huis Saasveld, Het Hoikinck en Het Stift. Hierbij enkele voorbeelden13:

Op 8 augustus 1649 is er markevergadering op het huis Hoykink met de gecommitteerden JJ Reede te Sasvelt, Wolter van Heuvell, Hendrik Krop rentmeester.

Op 16 juni 1652 is Jr.Wolter van Hovell de markerichter met als assistent de heer landdrost van twente de heer Reede van Sasvelt

Op 23 juni 1697 is de markerichter de welgeboren heer Hendrick van Heuvell tot Hoykinck. De vergdering wordt gehouden op ’t Loo of Dulder.

Op 18 april 1713 is de markevergadering in het huis Scholte in de Noordik met als markerichter de hoogwelgeboren heer H.A.Bentinck tot Hoikinck. Assistenten: de heer Rede tot Saesvelt en de rentmeester Jongman namens het Stift Weerselo.

Het middeleeuws kastelenlandschap van Het Oversticht

promotie van Diana Spiekhout: oktober 2020

Zij schrijft het volgende:

Hoykink

In de buurschap Dulder, vroeger onderdeel van het richterambt Oldenzaal, liggen de restanten van de havezate Hoykink, ook wel bekend onder de namen Hoykinkhof en Bevervoorde. Direct ten westen van de huisplaats liggen de mogelijke restanten van een middeleeuws kasteel in het Westerinker Broek, dat we gemakshalve kasteel Hoykink noemen. Ten westen van dit terrein ligt de Fleringer Molenbeek.

Archeologie: De amateurarcheoloog Bert Terlouw heeft op luchtfoto’s ten westen van de voormalige havezate Hoykink hoogstwaarschijnlijk de restanten van een middeleeuwse voorganger ontdekt. Zowel op het AHN2 als op satellietfoto’s zijn twee omgrachte kasteeleilanden van elk ongeveer 23 meter in doorsnede evenals een mogelijke toegangsweg zichtbaar.

Geschiedenis: De oudste vermelding van Hoykink dateert van 1379. In dat jaar beleende de bisschop Gert Snoye met ‘Den Hoykinchof ende dat Stroed. Het goed blijft daarna in de familie Snoye tot 1433: toen beleende de bisschop de vrouw van Herman van der Heyden ermee. Uit deze vermelding blijkt overigens niet dat op het goed een kasteel lag.

Notes:

  1. Twentse Courant 21-9-1991
  2. nl
  3. De havezathes in Twente en hun bewoners: Jhr.A.J. Gevers en A.J. Mensema (2004)
  4. Wikipedia
  5. https://www.mrchadd.nl/
  6. Repertoriumop de Overstichtse en Overijsselse leenprotocollen. 1379-1805. E.D. Eijken 
  7. Het Copie-boek van Wolter van Heijden 1547-1570; K.O.Meinsma
  8. Oet de Boerschopn 16/1985 H.J. Schuit het geslacht van Hoevel
  9. Doopboek Deurningen Saasveld: www.steggink.org
  10. Het goederenbezit van de havezathe Hoikink in de marke Dulder, gemeente Weerselo: Drs. A.L.Hulshoff
  11. Geschiedkundige aantekeningen op de havezathes van Twente Mr.G.J.ter Kuile
  12. Over de boerderijnamen van Dulder uit het schattingsregister van 1475; A.L. Hottenhuis
  13. Markeboek Dulder, Heemkunde Oalde Gemeente Weersel
  14. Acht eeuwen Stift Weerselo W.H.Dingeldein.