Vlinderexcursie Agelerbroek 7 juli 2019

Vlinderexcursie Agelerbroek, zondag 7 juli 2019

 

We hebben amper een tiental meters langs het beekje rechts van ons gelopen als een libel neerstrijkt op de pet van Jacques Gerard. Jacques is onze gids deze middag, zoals hij dat was in 2018 en vele jaren daarvoor. Ook het rondje dat wij 

lopen is hetzelfde als vorig jaar. Het aantal deelnemers is traditioneel bescheiden, een zestal deze keer.

We starten onze excursie waar de Laarweg de Kanaalweg ZZ snijdt. We zullen de Laarweg aflopen tot bij de Broekweg, waar wij linksaf slaan om via een boomrijk pad weer uit te komen bij het kanaal. Het weer is in de middag beter dan ’s ochtends verwacht: het zonnetje breekt regelmatig door, tot zichtbaar genoegen van de insecten en van onszelf. De enthousiaste libelle die onze gids begroette, vrouwtje heidelibel, liet zich later nog meerdere keren zien, evenals het lantaarntje. Mooi om bij stil te staan was ook de gestreepte schildwants met zijn zwart-rode lengtestrepen, maar we kwamen toch vooral voor de vlinders. Verwacht, maar niet opgemerkt: dagpauwoog en 

atalanta. Gehoopt aan te treffen, maar net als vorig jaar misgelopen: grote weerschijnvlinder. (Later in de middag wordt geopperd komend jaar de vlinderexcursie een week of twee te vervroegen.) Maar ook nu viel er genoeg aan vlinders te zien: twee rivaliserende mannetjes bonte zandoogjes bij voorbeeld, die 

over hun territorium waakten. Op een braamstruik pronkt een kakelverse aurelia, duidelijk tweede generatie, en op brunel een groot dikkopje, verderweg vinden we hem op wikke. Op brandnetel, zijn waardplant, zit het landkaartje, de licht oranje voorjaarsvorm heeft hij ingewisseld voor de donkere zomeruitvoering. Waarom eigenlijk, vraag je je al wandelend af? Wat zou de bedoeling daarvan zijn? Insecten stellen je voordurend voor verrassingen. Zo proeven vlinders met hun poten. Zij schijnen door middel van hun poten te proeven wat voor plant het is waarop zij landen en zo vast te stellen of het een plant is waar ze voedsel kunnen vinden. Klaarblijkelijk is dat het geval met de akkerdistel: een groepje van deze wat kalige distels is omgebouwd, in de woorden van Jacques, tot nectarkroeg. Het klein geaderd witje zien we er zitten, evenals een zwartsprietdikkopje. We treffen er de Sint Jansvlinder aan, een kleine ijsvogelvlinder

houdt zich in de buurt op, en er hangt een tiental bruine zand oogjes rond. Wanneer we weer richting kanaal lopen komen we naast de al genoemde zandoogjes ook veel koevinkjes tegen en niet te vergeten het boomblauwtje. Als we naar een vrouwtje geelgors zitten te kijken, vliegen twee kleine ijsvogelvlinders voorbij. Ook zien we nog de distelvlinder. Het

 

 is de enige trekvlinder die we vanmiddag gezien hebben. Alle waargenomen vlinders overwinteren hier, behalve deze distelvlinder dus. In het voorjaar is hij hier aangekomen, brengt een nieu we generatie voort op voo ral de akkerdistel en andere distelsoorten, en daarvan trekt een deel weer terug naar Zuid-Europa en Noord-Afrika. Het loopt tegen vieren. We hebben zo’n twee uren rustig en op aangename wijze in het Agelerbroek gewandeld en rond

gekeken, en het wordt weer tijd om naar huis te gaan. Voor ieder van ons is dat maar een kort tochtje. Strakjes zal ook de distelvlinder op huis aangaan: volgens Jacques is er een grote kans dat zijn thuis het Atlasgebergte is. Petje af dus. Dat doen we ook voor onze gids Jacques Gerard die ons deze mooie middag bezorgde, nadat we eerst nog even samen een glaasje fris hadden gedronken.

 

 

Antoon van der Vring